Wat ___ Femke toch vermagerd!

Ik ben niet echt gesteund thuis: mijn zus luistert naar de radio ___ ik studeer.

Ik denk dat hij ___ .

Zij sprong in het water zonder ___ .

Ik gaf ___.

Heb je al je huis verkocht? ___

Ben je echt zeker ___ je antwoord?

Petra is zo veranderd dat ik haar bijna niet had ___.

Ik heb goede punten gehaald, ___ de oefening heel moeilijk was.

Ze ___ zich met een mes gesneden.

Het vliegtuig ___ op Zaventem met één uur vertraging.

Mijn broertje en zijn vrienden ___ al mijn speelgoeden.

Tom ___ op de tram toen het begon te regenen.

Waar ___ mijn boek? Ah, daar op de tafel.

___ studeer je al Japans?

Ik geef het hem liever dan ___.

Ik zou __ graag willen helpen.

Ik denk niet dat Rita ___ verstandig is ___ haar zus.

Door de storm waren veel ___ beschadigd

Als hij dat ___, zou hij niet tevreden zijn.