Terug
Volgende
Basiswoordenschat 1 (woorden in A)
Vul de gaten in. Druk dan op "controleren" om uw antwoorden te controleren.
Kijk naar de volgende woorden: kies er één, en plaats het in de juiste zin (vergeet ook niet dat woord eventueel te verbuigen of te vervoegen...)
aantal - aanvaarden - aarzelen - achter - afstand - afwassen - akkoord - al - allebei - alleen - allemaal - alles - altijd - anders - angst - antwoord - armen - arts - auto - avonds
1. Die winkel verkoopt van
: schoenen, boeken, radio’s, stoelen, ...
2. Hij kan de dood van zijn broer nog altijd niet
.
3. Ze zijn
gekomen, niemand is thuisgebleven
4. Hun twee kinderen hebben
zwart haar
5. ‘s
, na het eten, kijk ik naar televisie of lees ik een boek.
6. De leraar heeft me een vraag gesteld, maar ik wist het
niet.
7. Een mens heeft twee
en twee benen.
8.
het huis ligt een grote tuin.
9. Ze is niet
de oudste, maar ook de slimste van de klas
10. De
van Brussel naar Amsterdam is ongeveer 250 kilometer.
11. Hij sprong onmiddellijk in het water, zonder te
.
12. Je moet wat meer fruiten eten,
word je ziek.
13. Hij voelde zich ziek en liet de
komen.
14. Ik ga niet
met u: ik denk niet dat Els stom is.
15. Toen het donker werk, kreeg ik een gevoel van
.
controleren
OK
Terug
Volgende