Basiswoordenschat 2 (woorden in B)

Vul de gaten in. Druk dan op "controleren" om uw antwoorden te controleren.
Kijk naar de volgende woorden: kies er één, en plaats het in de juiste zin (vergeet ook niet dat woord eventueel te verbuigen of te vervoegen...)
baas - bed - beginnen - benzine - berg - beroep - betalen - betekenis - beweging - bezig - bezoeken - bijna - blij - boodschappen - boos - bord - brand - bril - broek - broer
1. Hij is de van een ploeg van 13 werkers.
2. Ken jij de van het woord « gastro-enterologie » ? - Nee hoor!
3. De meeste auto’s rijden met , sommige met diesel of LPG.
4. Wat is haar ? Ze is arts bij het Universitair Ziekenhuis.
5. Een short is een korte .
6. Na de werden er vijf doden geteld. Van het huis bleef alleen nog een zwarte ruïne over.
7. “Ik ga doen.” - “Wil je voor mij wat brood en kaas terugbrengen?”
8. Als we niet op tijd , zullen we zeker niet op tijd klaar zijn.
9. Mijn ouders waren heel met mijn goede resultaten op school.
10. De dokter zei dat de zieke in moest blijven
11. Neem jij de telefoon even op ? Ik ben met de kinderen.
12. De leraar is altjd als ik te laat aankom.
13. Zonder zie ik niet goed.
14. Als je naar Brussel gaat, moet je zeker de Grote Markt .
15. Het is nu vier uur, 3u58 om precies te zijn.